Op de rondweg geldt een maximum snelheid van 70 km.
Voor me rijdt een jongeman in een overjarige auto en daarvoor een “gewone” auto met twee mensen er in. We rijden ongeveer 50. De jongeman zit te ongeduldig te duwen en zwermt van links naar rechts over de rijstrook; zodra er gelegenheid is, gaat hij z’n voorganger voorbij.
Helaas [hoewel ’t me aan het gniffelen maakt] staat het licht op rood. De jongeman stopt, stapt uit en loopt naar de auto die dus nu mijn voorganger is. Het is warm, ik heb geen airco, dus mijn raam staat wagenwijd open, waardoor ik de discussie kan volgen.
“Je mag hier 70, hoor”. “Ja, en?” zegt de man voor me. Ik schat hem ongeveer van mijn leeftijd. “Nou, rij dan 70”. “Waarom?” “Omdat je hier 70 mag.” “Precies”, zegt de man, “mag, en niet moet”.
De lichten zijn op groen gesprongen, en met duivels genoegen druk ik op mijn claxon. De jongeman werpt mij een vuile blik toe, springt in z’n auto en scheurt weg. Mijn voorganger heeft nog steeds geen haast [ik vind het ook wel irritant, maar hij heeft wel gelijk met z’n mogen en moeten] en bij de volgende verkeerslichten staat onze ongeduldige weggebruiker weer te wachten. Bij onze nadering verspringt het licht, trekt het jongmens weer snel op en tuffen wij vrijwel zonder te schakelen door.
Wij verbruiken heel wat minder energie, zowel van de auto als van onszelf.